Spel regels
Bewegingen
De bewegingen van de stukken zijn nagenoeg gelijk aan die in een normale schaakpartij. Zij lijken alleen in het midden van het bord te veranderen, maar dat is niet zo. Een toren beweegt nog steeds over rijen en lijnen. Je kunt een rij identificeren door zijn nummer en een lijn door zijn letter. Wanneer je dat doorziet, wordt het duidelijk wat een rechte lijn is op dit bord. Een diagonaal kan gezien worden als twee samengestelde bewegingen, een langs een lijn en een langs een rij.
Het centrum
In het centrum schijnen rare dingen te gebeuren. Als een loper of dame in het centrum komt langs een diagonaal hebben zij de keus om in twee richtingen verder te gaan. Bijvoorbeeld, een loper op f3 kan zich verplaatsen (als hij niet gehinderd wordt) naar zowel c6 als j10. Een paard dicht bij het centrum heeft 10 verschillende velden waar hij naar toe kan springen. Bijvoorbeeld, een paard op d4 kan zowel naar i6, j5, e10 en f9 als naar de andere intuitieve velden gaan. De regel is dat een paard twee stappen vooruit gaat en een opzij, of een stap vooruit en twee stappen opzij.
Pionnen
De pionnen kunnen aan beide overkanten van het bord promoveren. Een pion in het centrum mag drie kanten opslaan. Bijvoorbeeld, een pion op e4 mag een vijandelijk stuk slaan op d5, i9 of f9. Wanneer een pion de lijn oversteekt naar de vijandelijke helft dan bevindt hij zich op de helft van een van de tegenstanders en mag hij die helft niet meer verlaten omdat hij altijd vooruit moet spelen. En passant zetten zijn toegestaan. Beide tegenstanders mogen en passant slaan maar alleen als onmiddellijke tegenzet. Dat betekent ook dat een pion vanuit zijn beginpositie twee velden vooruit mag.
Andere regels
Lang en kort rokeren is toegestaan met de gebruikelijke restricties: koning en toren mogen nog niet bewogen hebben, de koning staat niet schaak en de passerende velden mogen niet door vijandelijke stukken bestreken worden. Je mag je koning niet schaak laten staan noch de speler na jou toestaan de koning van de derde speler schaak te zetten. Het spel is afgelopen wanneer een speler geen legale zetten meer kan doen. In dat geval is de winnaar degene die hem schaak heeft gezet. Als beide tegenstanders hem schaak hebben gezet, dan wint de speler die heeft gezet voor de verliezer.
De rest van de regels zijn intuitief.